Tekst Pieter Verbeek

Van water, milieu, mobiliteit tot logistiek. Data zijn bij het ministerie van IenW essentieel bij allerlei maatschappelijke vraagstukken. Daarom is Chief Data Officer Marianne van den Boogaart, én plaatsvervangend directeur Concerndirectie Informatiebeleid, verbinder en aanjager van datagedreven werken. "Welke opgave je ook hebt, dankzij data krijg je makkelijker en beter inzicht en kun je daar dus ook sneller naar handelen."

Waarom vind jij data zo belangrijk?

“Het belangrijkste vind ik dat gebruik van data ervoor zorgt dat we de maatschappelijke opgaven die we hebben als IenW gewoon makkelijker en beter kunnen realiseren. En dat we dat doen op een solide en nette manier. Data staan voor mij voor zoveel mogelijk objectieve feiten om je beleid mee te maken en uit te voeren. Data zorgen ervoor dat alles wat je doet een goede onderbouwing krijgt. Feiten staan dan voorop, in plaats van meningen. Door verschillende data te combineren, krijg je weer nieuwe inzichten. Zo krijgen data weer nieuwe waarde.”

Waar liggen de grootste kansen als het gaat om data voor jullie departement?

“Ons beleid wordt effectiever, als we data gebruiken in de verschillende onderdelen van de beleidscyclus. Van beleid maken, uitvoeren, monitoring tot handhaven. De hele keten wordt effectiever en efficiënter. Je kunt zien of beleid werkt en het tijdiger bijstellen. Zo kan het ook leiden tot besparingen. Daarvan zijn al tal van voorbeelden. Kijk naar hoe Rijkswaterstaat steeds meer werkt met sensoren bij bruggen en sluizen. Die gegevens helpen om sneller in de gaten te hebben of een brug toe is aan onderhoud. Daar maak je dus eigenlijk een efficiencyslag mee. Je hebt dan minder menskracht nodig om dit continu in de gaten te houden. Een ander voorbeeld is hoe er vanuit voertuigen allemaal data beschikbaar zijn, die helpen om de staat van de weg in kaart te brengen. Of hoe we met data uit satellietbeelden kunnen zien hoe het met de bodem is gesteld. Welke opgave je ook hebt, dankzij data krijg je makkelijker en sneller inzicht en kun je daar sneller naar handelen.”

Wat zijn uitdagingen die je tegenkomt in het datagedreven werken?

“IenW is best een gedecentraliseerd ministerie. Wat je ziet, is dat de verschillende onderdelen van het ministerie allemaal in een andere fase zitten met datagedreven werken. De een is verder dan de ander. Waar bijvoorbeeld onderdelen als het KNMI, Rijkswaterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) best ver zijn, zijn we in sommige beleidsdirecties, in de bestuurskern, nog wat minder ver. Dat kan een uitdaging opleveren. Hoe zorg je dat we makkelijker data kunnen delen over de onderdelen heen? Hoe breng je de kennis bij de medewerkers rond datagedreven werken op een hoger niveau? Hoe zorg je ervoor dat bekend is waar al die data te vinden zijn, en dat die data ook goede kwaliteit hebben? Wie heeft de data in eigendom? Wat je nog wel eens ziet, is dat een leverancier voor het ministerie een bepaald project uitvoert en dat de data dan niet voor ons beschikbaar komen. Dat is natuurlijk heel jammer als je eigenlijk gewoon heel graag die data zou willen gebruiken en misschien binnen het ministerie zou willen delen. Ook hoe om te gaan met privacy is een uitdaging. Veel mensen denken dat je door privacy regels niks kunt doen met data delen, maar dat is gewoon niet waar. Alleen, je moet er wel goed je best voor doen, om op een nette manier rekening te houden met privacy. En mensen moeten leren hoe ze dat doen.”

Daar ligt denk ik voor jou als CDO ook een belangrijke rol. Hoe gaat het tot nu toe bij IenW met de datavolwassenheid van de ambtenaren?

“Dat varieert van onderdeel tot onderdeel. Waar ‘datafabrieken’ KNMI en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) al zelf data scientists in dienst hebben, zijn we in de bestuurskern voor een deel nog op een ander niveau bezig. Sommige mensen vinden datagedreven werken best wel spannend, waaronder ook veel managers. Enerzijds zijn we dus druk bezig i-professionals binnen te halen bij het Rijk, en ze te binden en boeien, anderzijds willen we de inhoudelijke experts of inhoudelijke beleidsmedewerkers die al bij ons werken meer digitale vaardigheden meegeven. Dat doen we bijvoorbeeld door per onderdeel met het management in gesprek te gaan om te kijken waar hun behoeftes liggen. We bespreken met het management echt vanuit de maatschappelijke opgaven waar de DG voor staat, waar de behoeftes liggen, welke doelgroepen er zijn en welke vaardigheden bijgespijkerd moeten worden. We werken ook veel samen met de Concerndirectie Mens & Organisatie (CDMO), waar veel kennis zit over hoe je omgaat met mensen en over loopbaanbeleid. Wij voegen daar een i-sausje aan toe.”

Je bent als CDO dus echt een verbinder tussen al die verschillende onderdelen?

“Ja het gros van mijn werk zit op die verbindende kant, maar ook de aanjagende kant is belangrijk. Juist omdat IenW zo’n divers en decentraal ministerie is, moet je met de kaderstellende kant -wat mag wel en wat niet- voorzichtig zijn. Je moet maatwerk kunnen leveren en in enige mate flexibel zijn om mensen gemotiveerd te houden. Tegelijkertijd is het wel handig als je daarbij bepaalde kaders stelt. Een voorbeeld is het goed toepassen van privacyregels bij datagedreven werken of ervoor zorgen dat data die we gebruiken van goede kwaliteit zijn.  En we zorgen dat we op de vlakken, waar dat logisch is, kennis en goede voorbeelden uitwisselen, elkaar ook proberen te helpen en dingen niet dubbel doen.”

Is het domein overstijgend data delen ook bijvoorbeeld een thema dat je meeneemt in je werk?

“Ja, dat is het zeker. We hebben een werkgroep die zich inderdaad bezighoudt met wat we data-ecosystemen noemen. Dit zijn eigenlijk een soort community's waarin we als overheid samenwerken met private partijen. Wij hebben veel data, maar de private partijen ook. Als je dat goed met elkaar combineert, wordt één plus één drie. Zo’n data-ecosysteem gaat dan ook heel erg over afspraken maken. Hoe werk je datagedreven samen op een goede manier? Hoe kom je makkelijk tot zo'n afsprakenstelsel? Welke rollen kies je daarbij? Wie mag bepalen aan welke voorwaarden je moet voldoen om mee te kunnen doen? Uiteindelijk is het fijn als je bij zo'n afsprakenstelsel tot wat meer standaardisering komt, opdat we het niet allemaal op verschillende manieren doen. Daar kan de IBDS ook bij helpen. Van daaruit wordt natuurlijk in feite ook aan een data-ecosysteem gewerkt, maar dan op een hoger domeinoverstijgend abstractieniveau. Dat helpt om toe te werken naar mooie doorlopende overheidsbrede ketens.”

Zijn jullie met de werkgroep binnen IenW ook betrokken bij het Federatief Datastelsel?

“We hebben onlangs bezoek gehad van de projectleider en architect van het Federatief Datastelsel om te kijken of we wellicht ook sámen stappen kunnen zetten, van elkaar kunnen leren en dingen beter op elkaar kunnen afstemmen. We zijn nu aan het verkennen wat de toegevoegde waarde kan zijn. Ik zie voor ons vooral de kennisdeling en handige contacten vanuit het Federatief Datastelsel (FDS). Maar het enthousiasme komt van beide kanten. Ik denk dat onze data-ecosystemen met hun kennis en ervaring ook van toegevoegde waarde kunnen zijn voor andere partijen, omdat het echt praktijkvoorbeelden zijn, waarin we goed samenwerken met private partijen. Belangrijk is om een balans te zoeken. Ook al willen mensen graag met elkaar samenwerken, er is ook huiver. Als het FDS op een bepaald type afsprakenstelsel uitkomt, gaat dat dan de voorlopers niet remmen in de stappen die ze nu al zetten? We hebben nu afgesproken dat de architecten onderling gaan kijken hoe we het doen en een beetje aftasten waarmee we elkaar kunnen helpen, of waar we juist meer vrijheid nodig hebben. Natuurlijk, als er uiteindelijk een standaardisering van zo’n afsprakenstelsel zou kunnen komen waarin we ons allemaal goed kunnen vinden, zou dat een enorme winst zijn.”

Wat is jouw persoonlijke droom voor de nabije toekomst?

“Wat ik heel mooi zou vinden, is dat we bij het formuleren van beleid gewoon als reflex hebben om daarbij beschikbare data te gebruiken en om dan standaard na te denken over hoe je met die data omgaat. Je wilt gewoon dat het gebruik van data goed geborgd is bij de overheid, zodat je als burger niet het gevoel hebt dat je zélf allerlei feiten en informatie moet zoeken en in de gaten houden. Mijn ideaal is dat we de beleidscyclus op een goede manier met gebruik van data doorlopen. Daar komt dus wel een hele hoop achter vandaan. Je hebt een goed dataplatform nodig en kennis bij de medewerkers om ervoor te zorgen dat ze op de juiste manier kwalitatief goede data ontsluiten en goede afspraken maken over hoe je deze data dan kunt inzetten en delen. Maar als het lukt, is dat heel mooi. Ik word zelf in mijn werk erg gemotiveerd door het feit dat we zo op een goede, kloppende manier maatschappelijke opgaven kunnen helpen realiseren en Nederland zo beter en mooier kunnen maken. Ik hoop dat we de komende jaren voor digitalisering en datagedreven werken en het gebruik van AI voldoende ruimte blijven krijgen om de nodige stappen te zetten. Want als overheid moeten we er natuurlijk wél voor zorgen dat we bij blijven, immers: de rest van de wereld ontwikkelt zich op dit vlak ook steeds verder.”