Tekst Pieter Verbeek
Sinds begin dit jaar is Berend Alberts-De Gier de Concern Data Officer (CDO) van de gemeente Ede. In die rol noemt hij zichzelf gekscherend de ‘eindbaas datagedreven werken’. Niet omdat hij boven de organisatie staat, maar omdat hij horizontaal stuurt en samenwerkt met de decentrale datateams die verspreid in de gemeente actief zijn. Zijn missie: data-eigenaarschap bevorderen bij alle ambtenaren, zodat Ede bewuster, slimmer en effectiever met informatie omgaat.
Na zijn studie in Twente belandde Alberts-De Gier in de consultancywereld, waar data al een belangrijke rol speelde. Toch voelde hij zich daar niet helemaal op zijn plek. De consultancy bood hem te weinig diepgang en dus maakte hij een uitstap naar de wetenschap en later naar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daar werkte hij bij het team Publieke Waarden (nu: Informatiesamenleving) en hield hij zich bezig met de Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS) en schreef hij onder meer mee aan de VNG-datastrategie. Toen Alberts-De Gier verhuisde naar Ede, kwam hij de vacature voor Concern Data Officer tegen die nagenoeg naadloos aansloot bij zijn ervaring. “Het voelde bijna alsof die vacature voor mij geschreven was.”
Datagedreven sturen
Ede had net vier jaar het programma Datagedreven sturen achter de rug. De aanbeveling was om het stokje over te dragen aan een CDO om het datagedreven werken te laten landen in de organisatie en structureel te borgen. “Dit was voor mij een mooie kans om mijn kennis en ervaring hier in te zetten”, vertelt hij.
De rol is vooral verbindend: Alberts-De Gier geeft functionele sturing aan drie decentrale datateams (geo- en business intelligence, sociaal domein en onderzoek) die hun eigen lijnmanager hebben, maar zonder hiërarchische lijn. “Ik werk zelf niet met data,” zegt hij. “Ik praat over hoe je het organiseert, wat de impact is en hoe het bijdraagt aan maatschappelijke vraagstukken. Mijn werk gaat dus vooral over structuur, bewustwording en eigenaarschap.”
Dat hij sinds april werkt als CDO voelt als een bevestiging: “Mijn interesse lag daar en nu is dat werkelijkheid geworden. Toen ik studeerde, was de functie van Chief Information Officer nog relatief nieuw. Je zag toen al dat vanuit een soort van theoretisch perspectief data science in opkomst was. Ik had toen al het idee dat er ook wel een rol zou komen als ‘databaas’.”
Het programma Datagedreven sturen had een aantal adviezen en kennisproducten opgeleverd. “Er is hard gewerkt aan bewustwording”, vertelt Alberts-De Gier. “Er is bijvoorbeeld een heel aantal collega's een training datageletterheid gaan doen. Er zijn concrete informatieproducten en tools opgeleverd, zoals een data-analyse platform sociaal domein, een woningbouwregistratiesysteem en een tool voor gebiedsanalyse. En inmiddels hebben we drie datateams met ieder een eigen focus. De tijd is nu rijp om het fundament verder uit te bouwen. Met name op technologie en data management hebben we nog een hoop werk te verzetten.”
Voorbeelden uit de praktijk
Om managers en collega’s te overtuigen van de waarde van data gebruikt Alberts-De Gier concrete praktijkvoorbeelden. Zo presenteerde hij onlangs tijdens de Dag van de Bedrijfsvoering, waar alle teammanagers en afdelingsmanagers samenkwamen, het woningbouwregistratiesysteem (WRS) dat Ede de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Toen het ministerie vroeg om plannen voor woningbouw nabij regionale fietspaden, kon Ede dankzij dit systeem in een paar klikken inzicht geven. “We konden meteen laten zien dat we 4.000 woningen gaan bouwen in de buurt van die fietspaden”, vertelt Alberts-De Gier. “Dat maakte indruk: het laat zien hoe snel en effectief je met goede data kunt handelen.”
Een ander voorbeeld is de gebiedsanalysetool, onderdeel van de website Ede in cijfers. Daarmee kunnen beleidsmakers indicatoren per buurt en wijk bekijken. De tool maakt zichtbaar waar problemen zich opstapelen, bijvoorbeeld in Hoogbouw Ede-Zuid. “Zo’n overzicht creëert bewustwording, en helpt vervolgens om domeinoverstijgend te werken en gericht beleid te maken,” zegt Alberts-De Gier.
De uitdaging van datavolwassenheid
Ondanks deze successen kan Ede volgens Alberts-De Gier op het gebied van datagedreven werken nog veel stappen zetten, stelt hij. Hij gebruikt de Beslishulp datavolwassenheid van de IBDS om de datavolwassenheid te meten. Op de vijf kerngebieden: opgave, organisatie, medewerkers, technologie en data. “Op technologie en data zitten we ongeveer op niveau 1, en op de rest tussen 1 en 2. Ons doel is om in vijf jaar tijd naar gevorderd, niveau 3, te groeien. Voor het komende jaar willen we in de hele breedte naar niveau 2.”
Een concreet project daarbij is het doorontwikkelen van het dataplatform. Op dit moment bestaan er nog vier aparte silo’s: geo, business intelligence, sociaal domein en onderzoek. Het doel is één geïntegreerd platform met een data lakehouse, waaruit alle data toegankelijk is. Wat je nu nog veel ziet, is dat we voor analyses echt nog losse databronnen elkaar moeten knopen om dat te kunnen doen.”
‘Data komt pas op de derde plek’
Minstens zo belangrijk als technologie, is de manier van denken binnen de organisatie. Alberts-De Gier merkt dat collega’s vaak te snel in de data duiken. “Ik zeg altijd: data komt op de derde plek bij datagedreven werken. Dat begint niet bij data, maar bij kennis en informatie. Eerst moet je weten welke informatie je nodig hebt. Pas daarna ga je kijken welke data daarvoor nodig is.”
In de workshop op de Dag van de Bedrijfsvoering zag hij ook dat managers vaak direct met cijfers aan de slag willen, zonder hun informatiebehoefte scherp te hebben. “Dat is een valkuil. Je moet eerst nadenken over vragen als: wat wil ik weten, wat wil ik bereiken, welke scenario’s wil ik doorrekenen? Dus krijg eerst je informatiebehoefte scherper voordat je data induikt.”
Over de term ‘datageletterdheid’ is hij kritisch. “Het is te algemeen. Je moet kijken naar rollen: een data-analist heeft andere vaardigheden nodig dan een beleidsadviseur. Alles begint met maatwerk.”
"Eerst moet je weten welke informatie je nodig hebt. Pas daarna ga je kijken welke data daarvoor nodig is."
Samenwerking en kennisdeling
Ede hoeft volgens Alberts-De Gier niet telkens het wiel uit te vinden. “We zijn een slimme volger. Dat betekent dat we maximaal gebruik moeten maken van ervaringen en materialen die bij andere overheden al zijn ontwikkeld. Ook al botst dat met mijn eigen intellectuele nieuwsgierigheid, dan moet ik ook zeggen, daar hebben we gewoon de tijd niet voor. We moeten gewoon bewegen.” Zo gebruikt hij voor de Edese datastrategie gewoon de template van de IBDS, in plaats van een eigen model te ontwikkelen.
Zelf heeft hij de behoefte om meer kennis uit te wisselen met collega’s van andere gemeenten. “Als CDO ben je best een beetje een eenzame pionier. Het zou helpen als we meer ervaringen delen, bijvoorbeeld over leveranciers of implementatievraagstukken. Hoe duur is een product, hoe lang duurt het om in te voeren, welke consultants helpen?”
Hij denkt er bijvoorbeeld aan om meer ervaringen te delen over leveranciers, op basis van testimonials. Op technologisch vlak heeft Ede zelfs een bijzondere voorsprong. Omdat de gemeente niet vastzit aan Amerikaanse cloudaanbieders, kan ze bewust kiezen voor Nederlandse of Europese alternatieven. “Dat geeft ons de kans om voorop te lopen in privacy vriendelijke en onafhankelijke oplossingen.”
Een speerpunt voor de komende tijd is de samenwerking met de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Alberts-De Gier wil studenten betrekken bij periodieke metingen van de datavolwassenheid aan de hand van het IBDS-model. “Zo blijven we actief meten en bouwen we een relatie op met de academische wereld. Over twee jaar wil ik de resultaten hiervan kunnen delen met andere gemeenten.”
Daarnaast wil hij de interne bewustwording blijven versterken. Door successen zichtbaar te maken, door praktijkvoorbeelden te delen en door medewerkers te betrekken bij het proces. “Het gaat erom dat data niet iets is van specialisten, maar van iedereen in de organisatie.” Zo wil Alberts-De Gier Ede laten doorgroeien naar een volwassen datagedreven gemeente, die bewuste keuzes maakt, sneller kan inspelen op maatschappelijke vragen en maximaal profiteert van kennisdeling met anderen.