Tekst Pieter Verbeek
Van energietransitie en stikstof tot woningbouw. Veel van de grote maatschappelijke vraagstukken liggen voor een groot deel op het bordje van de provincies. Hoe kan de Interbestuurlijke Datastrategie (IBDS) hen helpen bij een gebiedsgerichte aanpak, waarin ze met partners samenwerken rond deze vraagstukken? "Je komt pas echt tot duurzame keuzes als je duurzaam naar je data kijkt."
Alle grote maatschappelijke opgaven waar we als Nederland nu voor staan, hebben het karakter van een transitie, stelt Jan van Ginkel, waarnemend provinciesecretaris en algemeen directeur van de provincie Zuid-Holland, en één van de ambassadeurs van de IBDS. “Denk aan de landbouwtransitie, de digitale transitie, de energietransitie of de transitie van de jeugdzorg. Transities zijn ingewikkeld, zeker wanneer ze haaks staan op elkaar en elkaar raken. Veel transities staan namelijk onderling op gespannen voet met elkaar. Uiteindelijk landen ze allemaal ergens op een vierkante meter. Of het nu gaat om een zonnepaneel vanuit de energietransitie, een opslagdepot vanuit de circulaire transitie. Je hebt maar een beperkt aantal vierkante meters. Dus je moet afwegingen maken. Zet je ergens een boom neer of een huis? Op sociaal niveau komen transities samen bij mensen. We moeten met elkaar de ruimtelijke puzzel leggen, en dat betekent keuzes maken. We kunnen hoog over kijken naar de transities, maar de keuze moet je dus maken op het niveau van mens of meter. En daar heb je goede data en informatie voor nodig.”
Datafundament
Het is dan ondenkbaar dat we onze transities met elkaar verder brengen als daar niet een enorm datafundament onder ligt, stelt Van Ginkel. “Je zult bijvoorbeeld een digital twin moeten maken om een beleidskeuze tot stand te brengen. De vraagstukken zijn te complex geworden, waardoor ze niet alleen maar een vraagstuk zijn van beleidsontwikkeling of van lobby of participatie, maar juist van data. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied gaat alleen lukken als je daar voldoende data tegenaan zet. Je moet weten wat er op de vierkante meter en in die gebieden speelt. Hoe zit het met de bodemdaling of waterkwaliteit of demografische ontwikkeling? Hoeveel piekbelasters zitten er? Wat is de ambitie op woningbouw? Hoe zit het met de energiestructuur op dat gebied? Alle beleidsdomeinen loop je langs om keuzes te maken, daar heb je fatsoenlijke data voor nodig om te weten waar je naar kijkt. Je komt pas echt tot duurzame keuzes als je duurzaam naar je data kijkt.”
Dwarsdoorsnede van de datasilo’s
De rol van provincies wordt dan ook steeds belangrijker bij de maatschappelijke opgaven, denkt Van Ginkel. “Zij zijn de democratisch gelegitimeerde regionale autoriteit om die keuzes in gebieden te maken. Voor gemeenten is de schaal te omvangrijk en voor het Rijk te specifiek. We proberen weliswaar opgavegericht en integraal te werken maar er zijn nog steeds datasilo’s. Je hebt data voor mobiliteit, data voor natuur, data voor energie. Bij gebiedsgericht werken zul je die moeten ontsluiten, bijvoorbeeld door een dwarsdoorsnede te maken van al die silo’s voor dat bepaalde gebied. Dat is in de praktijk een hele ingewikkelde exercitie. Sommige data zijn op postcodeniveau verzameld, andere op gemeenteniveau. Er zijn allerlei verschillende definities. Willen we rijke, zinvolle gebiedsgerichte data, dan moeten we echt nog een grote slag slaan. De data zijn er, en de opgave zit misschien niet in de dataverzameling en standaardisatie maar vooral om ze gebiedsgericht te ontsluiten. Ik verwacht dat het IBDS daarbij zal helpen.”
Interbestuurlijk
Van Ginkel is dan ook heel erg blij met de komst van de IBDS. “Het is misschien wel de eerste strategie die echt interbestuurlijk tot stand is gekomen. Vaak neemt het Rijk het initiatief voor een bepaald thema en dan worden andere partijen en overheden uitgenodigd om mee te doen. De IBDS is echt vanaf dag één door het interbestuurlijke collectief opgezet. Ook de governance, met een interbestuurlijk dataoverleg (IDO), is echt interbestuurlijk. En zo kunnen we echt stappen maken.”
De IBDS zal volgens Van Ginkel balans brengen in de twee kanten van datagedreven werken, namelijk de ontwikkeling aan de ene kant, zoals de use cases en de kennisontwikkeling, en de hardnekkigheid van standaarden en alles wat er bij de systeemfunctie komt kijken aan de andere kant. “Het zijn twee elementen die je niet los van elkaar kunt zien, maar juist bij elkaar wil houden. Je moet ze niet tegen elkaar uitspelen maar voortdurend met elkaar balanceren. Voorheen waren er interbestuurlijk geen heldere afspraken over. En dat is wat de IBDS doet.”
Denk ook aan de toepassingen
Maar we zijn er nog niet, stelt Van Ginkel, met de huidige IBDS. “Waar ik het nog ingewikkeld vind, is dat data in de praktijk de voedingsstof zijn voor algoritmen, digital twins of andere toepassingen. Moeten we die ook niet meenemen in de strategie, in een IBDS-PLUS? De toepassingsgebieden van data zijn ook echt onderdeel van de strategie, vind ik. Als je data met elkaar uitwisselt en je weet precies wat wel en niet mag van de AVG dan krijg je steeds betere data. Maar dan? Je zou die toepassingskant langzamerhand mee moeten ontwikkelen. Daarom zie ik de IBDS dan ook als een eerste stap naar een uitgebreidere strategie.”
Van Ginkel denkt aan nog een andere uitbreiding, namelijk die met private partners. “Vandaag de dag heb je geen puur interbestuurlijke vraagstukken meer. Als je een vraagstuk verder wilt brengen dan doe je dat altijd in een ecosysteem van partners, markt, private partijen en maatschappelijke organisaties. Werken met data is een ‘ecosystemische’ activiteit. Dat doe je altijd met partners, het is breder dan alleen interbestuurlijk samenwerken. Het zou een volgende zoekrichting voor het IBDS kunnen zijn om de strategie voor een breder ecosysteem toegankelijk te maken, vanuit de overtuiging dat je alleen een vraagstuk verder brengt met het hele ecosysteem. Dan maak je pas echt een beweging. De afgelopen tijd heeft bij de IBDS veel focus gelegen op de kennisfunctie. Het wordt nu echt tijd om de use cases zwaar te gaan laden en tot uitvoering te brengen en dan de systeemfunctie erbij te halen om de moeilijkheden weg te halen.”
De urgentie is in ieder geval groot om echt stappen te maken, benadrukt Van Ginkel. “Kijk maar naar het stikstofdossier, het wordt er niet makkelijker op. Het wordt dringender en moeilijker. Je moet heus niet al je heil van data verwachten, maar ze zijn wel een enorme impuls om de beweging verder te krijgen. Data zitten dan ook al lang niet meer alleen in de ICT-hoek, ze zitten in de kern van bestuur en beleid. Die beweging moeten we maken.”
Hoe kunnen we daarin versnellen? Van Ginkel denkt dat het belangrijk is dat iedereen de gedachte omarmt, dat je met elkaar data fundamenteel nodig hebt om maatschappelijke opgaven verder te brengen, zowel vakinhoudelijk, maar ook hoog ambtelijk en bestuurlijk. “Dan zijn de vakmensen in staat om slagen te maken, maar je hebt daarvoor wel die hoog ambtelijke en bestuurlijke steun nodig.”